Jip en Janneke in het Twents
Jip en Janneke in het Twents zorgen voor verbinding
Vrijdag oefende ik na hele lange tijd weer eens mijn Twentse dialect.
Ik was bij een 91-jarige mevrouw uit Twente. Ze woont al meer dan 60 jaar in de buurt van Utrecht, maar heeft nooit echt kunnen aarden hier in het westen. Mevrouw is erg op zichzelf en zit niet echt te wachten op vreemde mensen in haar huis.
Mevrouw heeft Alzheimer en heeft wat hulp nodig elke ochtend met haar medicatie. In het eerste gesprek heb ik haar vertrouwen kunnen winnen door mijn zo zorgvuldig afgeleerde Twentse accent weer uit de ijskast te halen. Anderhalf uur lang praatten we over ons dierbare Twente en over haar leven van vroeger en nu. Waar ze aan het begin van het gesprek duidelijk aangeeft niet op hulp te zitten wachten, vraagt ze aan het eind van het gesprek wanneer ik weer kom. “Wij Twentenaren begrijpen elkaar”
Vrijdag was ik weer bij mevrouw. Dit keer had ik Jipke en Jannöaken meegenomen. Elk verhaal is vertaald in het dialect van een Twentse plaats. Ik zocht het verhaal met het dialect van haar geboorteplaats op en in mijn beste dialect las ik voor over Jipke en nen bessem. (A’j plat könt proat’n, mö’j ’t nich loat’n) Ik werd regelmatig verbeterd in mijn uitspraak en mevrouw genoot zichtbaar.
Ik schreef mijn naam voorin en liet het boekje achter om te lenen. Mevrouw zag het helemaal zitten om haar Utrechtse kinderen, die al in de 60 zijn, voor te lezen uit Jipke en Jannöaken.
Als afsluiter zongen we samen het Twentse volkslied.
Ik weet niet wie er meer genoten heeft van dit samenzijn, mevrouw of ik. In elk geval was het voor mij weer de bevestiging hoe belangrijk het is aan te sluiten bij de belevingswereld van de persoon met dementie. Dit was een hele makkelijke en leuke manier om echt contact te maken en vertrouwen te winnen.
Jip en Janneke in het Twents
Jip en Janneke in het Twents zorgen voor verbinding
Vrijdag oefende ik na hele lange tijd weer eens mijn Twentse dialect.
Ik was bij een 91-jarige mevrouw uit Twente. Ze woont al meer dan 60 jaar in de buurt van Utrecht, maar heeft nooit echt kunnen aarden hier in het westen. Mevrouw is erg op zichzelf en zit niet echt te wachten op vreemde mensen in haar huis.
Mevrouw heeft Alzheimer en heeft wat hulp nodig elke ochtend met haar medicatie. In het eerste gesprek heb ik haar vertrouwen kunnen winnen door mijn zo zorgvuldig afgeleerde Twentse accent weer uit de ijskast te halen. Anderhalf uur lang praatten we over ons dierbare Twente en over haar leven van vroeger en nu. Waar ze aan het begin van het gesprek duidelijk aangeeft niet op hulp te zitten wachten, vraagt ze aan het eind van het gesprek wanneer ik weer kom. “Wij Twentenaren begrijpen elkaar”
Vrijdag was ik weer bij mevrouw. Dit keer had ik Jipke en Jannöaken meegenomen. Elk verhaal is vertaald in het dialect van een Twentse plaats. Ik zocht het verhaal met het dialect van haar geboorteplaats op en in mijn beste dialect las ik voor over Jipke en nen bessem. (A’j plat könt proat’n, mö’j ’t nich loat’n) Ik werd regelmatig verbeterd in mijn uitspraak en mevrouw genoot zichtbaar.
Ik schreef mijn naam voorin en liet het boekje achter om te lenen. Mevrouw zag het helemaal zitten om haar Utrechtse kinderen, die al in de 60 zijn, voor te lezen uit Jipke en Jannöaken.
Als afsluiter zongen we samen het Twentse volkslied.
Ik weet niet wie er meer genoten heeft van dit samenzijn, mevrouw of ik. In elk geval was het voor mij weer de bevestiging hoe belangrijk het is aan te sluiten bij de belevingswereld van de persoon met dementie. Dit was een hele makkelijke en leuke manier om echt contact te maken en vertrouwen te winnen.